Caroliene verzorgt gestorven mensen: ‘Je voelt dat de overledene nog iemand is’

PORTRET We kwamen haar tegen tijdens een wandeling door de Walcherse buurtschap Mariekerke. Caroliene van den Bosse-Stroo, echtgenote, moeder, gereformeerd, paardenliefhebster. En ze is overledenenverzorgster: ,,Hoe houd ik een overledene zo mooi mogelijk?”

PZC Tekst Jan van Damme 21-02-21

Je staat er niet gauw bij stil. Pas als het zo ver is, het einde van een reis onmiskenbaar is en verdriet alle andere gevoelens verdringt, dringt het afscheid zich op. Dan duiken er opeens mensen op die op een meelevende manier je de laatste zorg voor een dierbare uit handen nemen. In Zeeland zou dat zomaar Caroliene van den Bosse-Stroo kunnen zijn. Als overledenenverzorgster staat ze 24 uur per dag paraat om uit te rukken. Haar koffer met schort, opmaakattributen en andere hulpmiddelen heeft ze altijd bij de hand. Ze zegt: ,,Ik probeer een goede start van het rouwproces te geven. Door te ontzorgen, te begeleiden, uitleg te geven, alles te benoemen.”
We ontmoeten haar in Mariekerke, de buurtschap waar ze woont en werd geboren. Nee, ze woont niet in het ouderlijk huis, dat ligt honderd meter verderop. Haar man Jacco is boven achter zijn laptop aan het werk. Dochter Anna is voor het eerst sinds weken naar school in Meliskerke. Zoon Tom zit op de middelbare school, hij moet nog even met digitaal onderwijs genoegen nemen.

2021 02 22 3   2021 02 22
Caroliene van den Bosse: ,,Soms is verdriet niet te bevatten en weten mensen niet wat ze voelen.” © Ruben Oreel

Mariekerke is bepaald geen wereldstad. Een kleine buurtschap, iedereen kent iedereen. Hoe was je jeugd?

,,Heerlijk. Ik kom uit een echt warm nest. Met mijn twee broers en vier zussen kon en kan ik heel veel delen. Ik was heel veel bezig met paarden. Eerst mini-shetlanders, toen een haflinger, toen een fjord-Fries. Ik ben een echte dierenvriend. Mijn vriendinnen hadden ook altijd paarden. Soms gingen we ‘s zomers om half 6 ‘s ochtends naar het strand. Zadel eraf en dan in zee. Vaak naar Domburg, bij Nehalennia het strand op. Westhove was lekker uitgestrekt voor je de zee bereikte.”

Het geloof speelde - en speelt - een belangrijke rol.

,,Zeker, reformatorisch. De zondagen, de biddankdagen, catechesatie op dinsdagavond, geen televisie in huis. Het is niet dat we altijd heel braaf waren. We gingen wel eens uit. Maar we wisten hoe het hoorde. God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. Mijn ouders boden een altijd behoudende liefde. Bijvoorbeeld dronken worden, daar hadden ze je niet voor over. Ze waren op je behoud gericht, dat heb ik altijd haarfijn gevoeld. Ik voed zelf mijn kinderen ook reformatorisch op. Kerk, school, het hele dagelijks leven, wie je bent voor je naaste. We hebben geen televisie. Wel telefoons, we zijn wel in deze wereld, ik kijk gewoon naar het NOS-journaal. Het is belangrijk om kinderen te onderbouwen. Tegen schietspelletjes heb ik een aversie. Daarover hebben we discussie, het is maar een poppetje, wordt er dan gezegd. Het blijft een voortdurende strijd. Religie maakt het leven echt niet te zwaar. Geloof is ook een houvast, een veilige haven, een leidraad. Al mijn zussen en broer zijn nog kerkelijk, gelukkig. Mijn vader is ouderling. Schrijvers als Maarten ‘t Hart en Franca Treur maken stemming, alsof het gelovig leven drukkend is. Zo ervaren wij dat niet."

Je koos voor een opleiding in de zorg.
,,Heel bewust. Het had ook iets met dieren kunnen zijn. Toen ik zestien was ging ik naar het Hoornbeeckcollege in Goes, de opleiding Verzorgende Individuele Gezondheidszorg. Een reformatorische school, ook een bewuste keuze, belangrijk voor de onderbouwing. Ik liep stages bij Zorgstroom en bij verpleeghuis Ter Reede in Vlissingen. Daar bleef ik hangen. Ik werkte met gehandicapten en ouderen, deed medicatie en wondzorg en kwam bij mensen thuis. Vooral tijdens die huisbezoeken hoorde ik verhalen, menselijke verhalen. Je leerde ook omgaan met agressie, opstandigheid, verdriet. In die tijd zijn we getrouwd, we gingen met zijn tweeën naar Ter Reede, mijn kleinste zusje deelde snoepjes uit. Dat was mooi, de mensen gingen vertellen hoe ze zelf waren getrouwd.”

Hoe maakte je de overstap naar overledenenzorg?

,,In Ter Reede kwam het voor dat cliënten overleden, ook waar ik bij was. Vervolgens kwam de begrafenisondernemer en gaf je de zorg uit handen. Het afleggen zag ik als een verlengstuk van de zorg. Precies dat laatste stukje deed ik niet. En wilde ik wel graag doen. Toen ben ik gaan bellen en kwam in contact met Mathilda Hugens in Goes, een overledenenverzorgster die het al tien jaar deed. Ik wist niet of ik het kon, misschien kon ik er niet tegen.”

En?

,,De eerste keer was de overledene een mevrouw in een rouwcentrum. Mathilda zei: ‘Ga jij maar voor’. Dat was best eng. Wassen, kleden, het haar netjes maken - negen van de tien keer wordt het haar gewassen. De mond netjes sluiten is heel belangrijk voor het zicht. Het opbaren op een bed of in een kist. Je voelt dat de overledene nog iemand is. Daarom is het fijn als er familie bij is. Door hun verhalen krijgt iemand persoonlijkheid voor mij. Er zijn details. De scheiding in het haar moet goed zitten. Ik zorg dat iemand voor de familie herkenbaar is. Het zijn omstandigheden waarin je mensen leert kennen. Sommigen zitten vol in de emotie, anderen verbijten zich. Soms is verdriet ook niet te bevatten en weten mensen niet wat ze voelen.”

Je helpt met het rouwproces, de verwerking. Hoe doe je dat?

,,Ik werk voor lokale ondernemers en ken vele mensen. Vaak is er maar een half woord nodig. Het helpt als je Zeeuws kunt praten, in een plaats als Westkapelle maakt dat de sfeer meer ontspannen.  Het is echt zo dat overleden mensen er, nadat ze verzorgd zijn, mooier bij liggen dan tijdens de laatste dagen van hun leven. Zeker als ze na een ziekbed weer echte kleding aan hebben. Als iemand een ongeluk heeft gehad, worden verwondingen gehecht en gecamoufleerd. Dat doe je met kneedbare wax waarover make-up wordt aangebracht. Wees transparant. Vertel dat oma intens koud is als ze op de koelplaat ligt, dan is de schrik minder als je haar aanraakt. Zeg niet tegen een kind dat opa slaapt, want dan durft het zelf niet meer te slapen. Ik probeer altijd de familie erbij te betrekken. Al doet iemand de overledene maar een sok aan. Soms is een lichaam stram door lijkstijfheid. Dan laat ik zien hoe ik het soepeler krijg door te masseren. Zo probeer je de huiver voor de dood of het overleden lichaam wegnemen.”

Wanneer word je als overledenenverzorgster ingeschakeld?

,,De dokter doet de lijkschouw, een arts stelt het overlijden vast, dan komt de begrafenisondernemer die mij belt voor de overledenenzorg. Gemiddeld doe ik er drie à vier per week. In verpleeghuizen heb je vaak verwacht overlijden. Als de cliënt ‘s nachts overlijdt, komt de arts de volgende dag. Ik kan dan pas na tien, elf uur aan het werk. Dat is jammer. Overledenen hebben vaak te warm gelegen. Dat kan de opbaring met dagen verkorten, terwijl die meestal vijf tot zes dagen duurt.”
,,Er zijn hardnekkige fabels in omloop. Bijvoorbeeld dat we botten zouden breken. Dat is onzin, ik vertelde al over het masseren. Een andere fabel is dat haar- en baardgroei van een overledene nog doorgaan. Dat klopt niet. Het is de huid die inzakt doordat de circulatie stopt. Daarom scheer ik een overledene altijd. Je kunt zeggen dat ik tegen verval vecht. Hoe houd ik iemand zo mooi mogelijk? Vaak wordt dat niet gezien, mensen denken dat je iemand op de koelplaat legt en dat is het dan. Cremeren of begraven maakt voor mij geen verschil. Vaak weet ik het niet eens. Een pacemaker of een medicatiepomp moet altijd worden verwijderd.”

Het zijn vaak ouderen. Je zal ook jonge overledenen of kinderen verzorgen.

,,Als er een oude weduwe achterblijft, heeft die haar eigen verdriet. Ieder het zijne, dat vind ik heel belangrijk. Het overlijden van jonge mensen en kinderen blijft moeilijk, dat kan heel taai zijn. Thuis kan ik goed met mijn man praten, en met mijn ouders. Maar met hen treed ik niet in detail. Het is voor mij belangrijk om een collega te hebben met wie ik ongefilterd kan praten. Ik heb een goede band met de chauffeur van de rouwauto, we hebben steun aan elkaar.” 

Heb je zelf al zaken geregeld voor je eigen overlijden?

,,Ik zeg wel eens bepaalde dingen tegen mijn man. Kijk, dat is een mooie kist, zoiets. Ik heb niks opgeschreven. Dat kan overigens wel. Begrafenisondernemers hebben wensboekjes waarin je veel kunt aangeven, zodat nabestaanden niet meer hoeven na te denken over de kist en de tekst op de rouwbrief. Dat is ook ontzorging. Voor mij is van belang dat iemand waardig verzorgd wordt en netjes de kist in gaat. In de Bijbel wordt ook gesproken over de zorg voor de doden. Iedereen krijgt die laatste zorg, of het nu een boef was of een net mens.”

Copyright dorpsraad Meliskerke - Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken. - Privacy - Disclaimer
Website: Elloro